Status van een zichtvenster
De status van een zichtvenster wordt visueel aangegeven in de tekening.
Status van een zichtvenster |
Omschrijving |
Normaal |
Een normaal, bijgewerkt zichtvenster wordt bij selectie weergegeven met een oranje rand en lichtoranje achtergrond.
|
Bij te werken |
Als er objecten in een zichtvenster zijn gewijzigd na de creatie van het zichtvenster of na de laatste bijwerkhandeling, moet u het zichtvenster (opnieuw) bijwerken. In zo’n geval krijgt de tekst op de knop Bijwerken in het Infopalet van het zichtvenster een rode kleur. Een bij te werken zichtvenster kan eventueel ook worden weergegeven met een rood-wit gestreepte rand (zie Voorkeuren document: tabblad Weergave).
|
Leeg |
Een snedevenster wordt weergegeven als een rood kruis, indien er op de ontwerplaag geen objecten staan, deze objecten verborgen zijn of als de zichtbaarheid van de ontwerplaag is ingesteld op Onzichtbaar.
|
Niet gekoppeld |
Een rood icoon in de vorm van een kettingschakel verschijnt naast iedere referentieaanduiding, snede/zichtaanduiding, binnenzichtaanduiding of detailaanduiding die niet aan een zichtvenster gekoppeld is.
Maar u kunt zelf ook de status (gekoppeld of niet) van aanduidingen in de tekening visualiseren of oplijsten d.m.v. verschillende Vectorworksfucnties, zoals rekenbladen, datavisualisaties en selectiescripts op maat. Dit kan handig zijn wanneer u bijvoorbeeld alle ongekoppelde referentieaanduidingen in een bestand of alle snede/zichtaanduidingen wilt identifieren die gekoppeld zijn aan een zichtvenster, maar niet gebruikt werden om het zichtvenster te creëren. Om alle aanduidingen met een specifieke status te identificeren, geeft u het type aanduiding op (detailaanduiding, referentieaanduiding, enz.) en gebruikt u de parameter “Status”, die de volgende informatie bevat: 0 - niet aan een zichtvenster gekoppeld, niet gebruikt om een zichtvenster te creëren 1 - aan een zichtvenster gekoppeld, niet gebruikt om een zichtvenster te creëren 2 - gebruikt om een zichtvenster te creëren |